Tussen de achtste en de negende klas situeert zich een grote verandering in het leven van de jongeren. Bij wijze van erkenning van deze breuklijn, en om duidelijk te maken dat deze jongeren om een andere didactische aanpak vragen, spreken we vanaf de negende (tot en met de twaalfde) klas dan ook van de 'bovenbouw'. De puberteit is begonnen en de jongeren doorgaan een intense periode waarin ze elke zekerheid in vraag durven stellen. Ze willen daarbij niet alleen zichzelf beter leren kennen, maar ook de wereld rond hen ten gronde leren begrijpen om er vervolgens een zelfstandig oordeel over op te bouwen.
Vaak komt het oordeel in de eerste jaren van de bovenbouw nog te snel, de jongere wil dan onmiddellijk reageren en slaat daarbij de cruciale eerste stap over, namelijk de nauwkeurige waarneming. Daarom wordt tijdens de eerste jaren van de bovenbouw bijzondere aandacht besteed aan het ontwikkelen van het vermogen van de jongere om tot een eigen en nauwkeurige observatie te komen. Dit wordt geoefend in de wetenschappelijke vakken, zoals de chemie en fysica, maar ook de kunstzinnige vakken richten zich op het ontwikkelen van het waarnemingsvermogen. Zo wordt tijdens de lessen plastische opvoeding perspectieftekenen geoefend, werkt de jongere tijdens het boetseren vanuit de observatie van de werkelijkheid en leert deze tijdens de lessen muzikale opvoeding zorgvuldig luisteren naar muziek. Pas wanneer de jongere het waarnemen beheerst, kan de volgende stap ondernomen worden: het vormen van een eigen oordeel. Daarom is er in de tiende klas bijzondere aandacht voor de retoriek en de dialectiek, zodat de jongere niet alleen leert om een eigen oordeel te vormen, maar ook om dit oordeel te onderbouwen en op elegante wijze vorm te geven.
De ontwikkeling van het denken neemt een centrale rol in tijdens deze leeftijdsfase. Onze pedagogie gaat uit van een stapsgewijze ontwikkeling van het denken, waarbij causaal, sociaal, beeldend en uiteindelijk een gecombineerde vorm van deze denkvermogens ontwikkeld worden. De ontwikkeling van het denken is geen doel an sich, maar leidt tot een grotere zelfkennis van de jongere. Tijdens de verschillende stappen in deze ontwikkeling wordt de jongere geconfronteerd met prangende vragen: wie ben ik? waar wil ik voor staan? welke normen en waarden wil ik uitdragen? wat kan ik betekenen voor de wereld? Dit zijn vragen die elke zelfbewuste mens een leven lang met zich meedraagt, maar waar onze pedagogie reeds een stevige basis voor wil aandragen.
Daarnaast blijft er veel aandacht voor de andere aspecten van het schoolleven: na de achtste klas worden de leerlingen opnieuw ingedeeld in klassen en krijgt elke klas een nieuwe klastitularis, die hen de volgende vier jaar van hun schoolloopbaan begeleidt. Dat vraagt een grote aanpassing van de leerlingen, en ook voor deze sociale ontwikkeling is veel aandacht. Uiteindelijk blijven de leerlingen vier jaar lang les volgen in dezelfde klasgroep, wat de sociale cohesie vergroot en zorgt voor een diepere verbinding met de klasgenoten.
Negende klas
De negendeklasser is een puber pur sang, die leeft van en voor grote tegengestelden. De zaken zijn goed of slecht, mooi of lelijk, de anderen zijn sympathiek of antipathiek en iets is juist of fout. Dat zwart-wit denken hoort bij deze stap in de ontwikkeling, je ertegen verzetten levert weinig op, het is beter om dit polariserend denken te kanaliseren. Zo leert de negendeklasser tekenen met grote contrasten, de verschillen tussen de literatuur van de romantiek en het realisme kennen en komen de grote ideeƫn van de negentiende en twintigste eeuw aan bod tijdens de geschiedenislessen. Tevens bieden deze laatste twee een uitstekende gelegenheid om een eerste belangrijke stap in de ontwikkeling van het denken te zetten: die van het causale denken.
Deze periode gaat gepaard met grote onzekerheden, die de jongere naar binnen doen keren. Normen en waarden, helden en idolen die tot voor kort als een rots in de branding stonden, worden in vraag gesteld en de jongeren gaan naarstig op zoek naar eigen overtuigingen en nieuwe voorbeelden om hun leven naar te spiegelen. Om hen ook in dit proces bij te staan, krijgt de biografie een bijzondere plaats in het curriculum van de negende klas. Zo leert de jongere zich opnieuw naar buiten keren, na een periode van intense introspectie.
In de technische vakken zoals het koperslagen en de houtbewerking staat het ontwikkelen van vaardigheden naast de wilsontwikkeling: de jongere moet in deze woelige en moeilijke periode in de ontwikkeling ook leren vol te houden, door te zetten, ook wanneer de neiging tot opgeven groot is. Ook tijdens de bosbouwweek, waarin de leerlingen zich een week lang onderdompelen in het natuurbeheer en van de grillige omstandigheden proeven waarin tijdens de winter gewerkt wordt, komen deze zaken terug.
Tiende klas
Het volhouden van de negendeklasser heeft vruchten afgeworpen, de sociale beweging is opnieuw ingezet en krijgt, nu er opnieuw plaats voor is in de ontwikkeling van de jongere, een prominentere rol toebedeeld in de tiende klas. Er is opnieuw plaats voor de ander, zowel binnen de klasgroep als ver buiten de grenzen van de school. Zo werkt de tiendeklasser een jaar lang aan een zelfgekozen onderwerp met een sociale en/of ecologische dimensie. Tijdens de lessen cultuurbeschouwing richten de jongeren de blik op de verschillende wereldreligies, en bezoeken ze de katholieke, boeddhistische, joodse en islamitische gebedsplaatsen in Antwerpen.
Behalve voor de sociale ontwikkeling is er in de tiende klas ook opnieuw plaats voor de gevoelswereld. Waar in de negende klas in de lessen plastische opvoeding nog vooral met zwart-witcontrasten werd gewerkt, doet kleur opnieuw de intrede in de schilderlessen in de tiende klas. Tijdens de estheticalessen leren de jongeren de poƫzie kennen, waarderen en schrijven. Ze overwinnen zichzelf door hun eigen poƫzie op een heuse poƫzie-avond voor te dragen. Dit project wordt door de hele klas gedragen en is een toonbeeld van de sociale en persoonlijke ontwikkeling die de jongere in de tiende klas doormaakt. Ook in de landmeetweek, op het einde van de tiende klas, wordt samenwerking een noodzakelijkheid om tot de juiste metingen te komen.
In de technische vakken worden de leerlingen opnieuw uitgedaagd om vol te houden, maar meer nog dan in de negende klas wordt er ingezet op techniek, het fijn afwerken van de projecten, en komt de doorzetting vooral hieruit voort: om de laatste bluts uit het koperen kommetje te halen of de laatste rij aan het weefgetouw met even veel precisie in te zetten als de eerste. Zo worden ze geoefend in concentratie, nauwgezetheid en volharding.
Elfde klas
Na de negende klas waarin de jongere vooral op zichzelf gericht is en de tiende klas waarin de sociale cohesie van de klas een centrale rol krijgt, is er in de elfde klas opnieuw plaats voor de individuele ontplooiing. Ditmaal vindt deze zoektocht echter in alle sereniteit plaats. Er ontstaat opnieuw een meer open contact met volwassenen, en in het bijzonder met diegenen die vol passie en expertise over een onderwerp kunnen spreken. Het is dan ook belangrijk dat de jongere tijdens deze jaren omringd wordt door vakspecialisten, die vol liefde over hun expertise kunnen vertellen.
Deze open houding en interesse biedt de gelegenheid om onderwerpen te behandelen in een hogere versnelling en met meer diepgang. Bovendien kan worden uitgegaan van een eigen interesse en nieuwsgierigheid die, in combinatie met een verdere ontwikkeling van het causale en imaginatieve denken en eigen onderzoek, de jongere toestaan om de ontwikkelingsweg in toenemende mate zelfstandig te vervolgen. Zo gaat de jongere opnieuw op onderzoek naar datgene wat reeds in de negende klas in vraag gesteld werd: normen, waarden, wat men kan bijdragen aan de samenleving. De methode verschilt echter van die van de negendeklasser: de elfdeklasser wil deze zaken ten gronde uitklaren en zoekt daarvoor houvast in de wetenschap, de filosofie en de literatuur. Zo nodigt het Parzivalverhaal van Wolfram von Eschenbach de jongeren uit om zichzelf en de medemens beter te leren begrijpen. Zo dringen de elfdeklassers in de wetenschappen letterlijk door tot in de kern van de zaak wanneer ze het atoommodel bestuderen en beschouwen ze in de economische aardrijkskunde de globale tendensen en ontwikkelingen die onze tijd kenmerken.
In de technische vakken streven de elfdeklassers naar vakmanschap. In de ateliers leren ze wat het betekent om mee te draaien in een productieproces, om samen te werken aan een gezamenlijk project waarin eenieder de verworven vaardigheden inzet ten voordele van een project dat doorgaans niet tot hen gericht is: lessenaars voor jongere leerlingen, theaterkostuums voor middenbouwleerlingen of drukwerk voor de school ontwerpen en uitvoeren.
In de kunstzinnige vakken wordt naast vakmanschap ook kunstenaarschap nagestreefd. De leerlingen leren de technieken die ze de voorbije jaren aangeleerd kregen tot een hoger niveau te tillen, ofwel door verdere verfijning, ofwel door ze toe te passen op een groter werkstuk waarin ook plaats is voor het eigen kunstenaarschap, zoals in de houtsculptuur.
Twaalfde klas
In de elfde klas is de blik nog wijd gericht, maar in de twaalfde klas kijkt de jongere steevast naar de toekomst. De voorgaande jaren komen nu tot afronding: in de geschiedenis wordt de laatste spurt naar de hedendaagse geschiedenis ingezet, in het literatuuronderwijs passeren twintigste- en eenentwintigste-eeuwse teksten de revue, en in de cultuurbeschouwing wordt teruggeblikt op de ontwikkelingsweg die de jongeren tijdens hun schoolcarriĆØre hebben afgelegd.
Door middel van de ideƫle stage en het literatuuronderwijs, en de Faustperiode in het bijzonder, leert de jongere nog verder na te denken over de eigen idealen. Door de belangrijke rol die eigen projecten spelen - het eindtoneel en het eindwerk bijvoorbeeld - leren ze ook in te staan voor deze idealen, zodat deze meer worden dan holle frasen en richting kunnen geven aan hun leven.
Dit alles leidt ertoe dat twaalfdeklassers weten waar ze voor staan, waar ze vandaan komen en waar ze nog een weg in af te leggen hebben. Ze hebben niet alleen geleerd om zelf tot een onderbouwd oordeel te komen, maar ook om te vertrouwen op dit oordeel, te vertrouwen in de toekomst, in de rol die daarin voor hen is weggelegd.